De orang-oetan
Verspreiding
De orang-oetan komt voor in de regenwouden van Sumatra en Borneo. Elk eiland kent een eigen soort. De Borneose orang-oetan (Pongo pygmaeus) is wat steviger gebouwd en donkerder roodbruin van kleur dan de Sumatraanse orang-oetan (Pongo abelii), en kun je onderverdelen in drie subsoorten: de Noordwestelijk, de Noordoostelijk en de Centraal Borneose orang-oetan.
De orang-oetan leeft vooral in dipterocarpe (plankwortelbomen) bossen en veenbossen. Door de gunstige geografische ligging worden veel van deze bossen bedreigd door ontbossing ten behoeve van de palmolie-industrie.
De afgelopen eeuw is door grootschalige ontbossing het spreidingsgebied van de orang-oetan steeds kleiner geworden. Op Borneo is inmiddels tachtig procent van het oorspronkelijk leefgebied van de orang-oetan verdwenen.
Leefwijze
De orang-oetan brengt het grootste deel van zijn leven door in de boomtoppen. Hij leeft daar van een gevarieerd dieet van vruchten, bladeren en insecten. Een vrouwtje weegt gemiddeld 37 kilo, een mannetje 83 kilo. Daarmee is de orang-oetan het grootste dier dat in de boomtoppen voorkomt.
Orang-oetans zijn solitaire dieren; ze leven meestal alleen. Toch worden er soms meerdere vrouwtjes in één boom waargenomen. Mannetjes zijn echter zeer territoriaal en dulden geen andere mannetjes in hun buurt. Het leefgebied van een mannetje overlapt echter wel het leefgebied van verschillende vrouwtjes.
Voortplanting
Een geslachtsrijp mannetje ontwikkelt zogenaamde wangplaten, bedoeld om andere mannetjes te imponeren. Vrouwtjes zijn vanaf twaalfjarige leeftijd geslachtsrijp. De draagtijd van een orang-oetan is, net als bij mensen, negen maanden. Gewoonlijk wordt er maar één jong geboren.
De jongen worden geboren in nesten hoog in de boomtoppen, zodat zij veilig zijn voor roofdieren. De eerste paar maanden laat het jong zijn moeder niet los en is er dus onafgebroken lichamelijk contact. Gedurende de eerste twee jaar blijft het volledig afhankelijk van zijn moeder. Tussen zijn tweede en vijfde levensjaar leert een orang-oetan alle technieken om te overleven in het wild. Het contact met zijn moeder wordt in die periode minder en het trekt steeds meer op met leeftijdgenoten. In zijn groei naar volwassenheid leeft een orang-oetan steeds meer alleen.
Gemiddeld brengt een orang-oetanvrouwtje tijdens haar leven twee à drie jongen voort. Deze blijven niet altijd allemaal in leven. De tijd tussen twee zwangerschappen is een jaar of acht. Deze trage voortplantingscyclus maakt de met uitsterven bedreigde orang-oetan bijzonder kwetsbaar.
Rol in ecologie van het regenwoud
Dankzij hun voorliefde voor vruchten en de dagelijks lange afstanden die zij door het bos afleggen, spelen orang-oetans een belangrijke rol in de verspreiding van zaden. Een aantal soorten planten lijkt voor hun bestaan zelfs afhankelijk te zijn van de orang-oetan. Zo leveren orang-oetans een belangrijke bijdrage aan de biodiversiteit van het bos.
Orang-oetans zijn voor onderzoekers een belangrijke indicator voor de status van het ecosysteem. Het aantal orang-oetans dat zich in een bepaald gebied kan handhaven, zegt namelijk iets over de gezondheid van het bos (WWF, 2012).
Bedreigingen
Orang-oetans zijn een bedreigde diersoort. Schattingen over het aantal orang-oetans in het wild lopen sterk uiteen. Het IUCN (International Union for the Conservation of Nature) spreekt van 45.000 tot 69.000 in de jaren 2000 tot 2003. Er wordt aangenomen dat dit aantal de afgelopen jaren sterk is gedaald. Zet de huidige trend zich voort, dan zou de orang-oetan over twintig jaar uitgestorven kunnen zijn. De belangrijkste bedreigingen zijn ontbossing, fragmentatie van hun leefgebied en handel/jacht.
De ontbossing op Borneo – ook in de regio rondom Tembak – is vooral het werk van oliepalmbedrijven. Deze gebruiken de grond voor aanleg van oliepalmplantages en wegen, waardoor bestaande bossen bovendien steeds meer gefragmenteerd raken. De eilanden die zo ontstaan, zijn vaak te klein voor een gezonde orang-oetanpopulatie. Wanneer orang-oetans van elkaar raken afgesneden, kunnen ze zich moeilijker voortplanten.
In sommige kringen in Zuidoost-Azië zijn jonge orang-oetans nog steeds een gewild huisdier. Ook op Borneo. Vaak zijn deze orang-oetans in de nabije omgeving gevangen nadat eerst hun moeder is gedood. De jacht op orang-oetans speelt zich meestal af in gebieden waar orang-oetans, gedwongen door de aanleg van plantages, op open terrein komen of in de buurt van mensen om naar eten te zoeken. Vele moeten dat met de dood bekopen. Naar schatting worden jaarlijks tussen de 1950 en 3100 orang-oetans afgemaakt.
Verkoop van orang-oetans is verboden. Toch worden jaarlijks zo’n driehonderd wilde, jonge orang-oetans verhandeld (Stiles, D., Redmond, I., Cress, D., Nellemann, C., Formo, R.K. (eds). 2013.). Van de jaarlijks ongeveer 150 dieren die weer bij handelaren worden teruggevonden, kan een groot deel nooit meer in het wild worden uitgezet.
Rond Sintang leven momenteel naar schatting zeventig orang-oetans in gevangenschap bij mensen thuis. De regionale afdeling van het Indonesische Staatsbosbeheer (BKSDA) spoort deze dieren op, neemt ze in beslag en brengt ze onder meer naar het Sintang Orangutan Center.