Bosbranden op Borneo
Het is een jaarlijks terugkerend probleem: enorme, aangestoken bosbranden op Borneo en Sumatra die enorme stukken bos – en alles wat niet op tijd weg kan komen – verwoesten, en die een groot deel van Zuidoost-Azië in een dikke, giftige rook hullen. De branden hebben dramatische gevolgen voor de slinkende orang-oetanpopulaties.
Oorzaken
Het afbranden van bos op Borneo – en elders op de wereld – is een eeuwenoude praktijk die o.a. bekend is als slash-and-burn. Bij deze landbouwmethode wordt bestaande vegetatie in brand gestoken om nieuwe landbouwgrond te creëren. De laatste decennia hebben de branden op Borneo een rampzalige omvang gekregen.
De branden op Borneo die jaarlijks zoveel schade toebrengen aan de natuur en aan de gezondheid van de bevolking, ontstaan vaak in gebieden waar oorspronkelijk veenmoerasbossen stonden. De bodem bestaat hier uit veengrond: onder normale omstandigheden een natte, zuurstofarme grondsoort die is opgebouwd uit plantaardig materiaal.
Op Borneo lagen de veenbosmoerassen vooral langs de kust. De hout- en papierindustrie, de palmolieindustrie en ook de Indonesische overheid hebben de afgelopen decennia deze gebieden stelselmatig en op grote schaal gekapt. Om deze natte gebieden geschikt te maken voor landbouw, moeten ze echter eerst worden ontwaterd door sloten en kanalen te graven. Dat is bijvoorbeeld in grote delen in het zuiden van Kalimantan gebeurd bij de aanleg van het Mega Rice Project; een megalomaan, maar mislukt overheidsproject om het groeiend rijsttekort tegen te gaan. Ook de palmindustrie is verantwoordelijk voor de ontwatering van veengebieden. Oliepalmen groeien namelijk niet in natte grond.
Door de veengebieden te ontwateren en te ontbossen, droogt de bodem uit en klinkt in. De bodem bestaan dan niet langer uit nat veen, maar uit een compact pak plantaardig materiaal dat bij aanhoudende droogte bijzonder brandbaar is. Het is eigenlijk turf geworden.
De branden die jaarlijks op Borneo woeden, beginnen dan ook meestal niet in primaire bossen. Het zijn vaak bestaande plantages of gebieden met secundair bos die worden aangestoken. Als vervolgens ook de uitgedroogde veengrond daaronder begint te smeulen, ontstaan veenbranden.
Veenbranden zijn onvoorspelbare en moeilijk te beheersen branden. Ze woeden soms tot zeer diep in de veenlaag en kunnen dagenlang smeulen, waardoor ze vaak niet worden opgemerkt. De branden kunnen zich ondergronds verplaatsen totdat ze ergens aan de oppervlakte komen.
Door deze eigenschappen zijn de branden die nu op Borneo woedden moeilijk te bestrijden. Je kunt de branden aan de oppervlakte blussen, maar de smeulende bodem veroorzaakt elders weer nieuwe branden, waardoor de branden vaak maandenlang aanhouden.
Gevolgen
De impact van deze branden is enorm. In 1997 en 1998 – een jaar na de start van het Mega Rice Project – werd er in Indonesië 80.000 km2 bos in de as gelegd: een gebied ruim tweemaal zo groot als Nederland. Op Borneo is daarbij naar schatting maar liefst eenderde van de orang-oetans omgekomen. De branden hebben daarmee de orang-oetan gevaarlijk dicht bij uitsterving gebracht.
De branden in 1997-1998 werden versterkt door een krachtige El Niño; een natuurverschijnsel dat onder andere op Borneo leidt tot een drogere regentijd. Ook dit jaar is er sprake van een krachtige El Niño en de vrees is dat de branden nog maandenlang zullen aanhouden en dieper het binnenland in zullen trekken.
De orang-oetans worden door de bosbranden op verschillende manieren bedreigd. Om te beginnen is de dikke rook schadelijk voor de luchtwegen. De rook bevat verschillende giftige stoffen, waaronder ammoniak en cyanide. De dieren raken hierdoor verzwakt. Zelfs mensen zijn inmiddels door rookvergiftiging om het leven gekomen.
Daarnaast zorgt de rook – samen met de uitblijvende regen – dat de bomen mindervruchten dragen, dat de bladeren minder voedzaam zijn en dat bomen zelfs hun bladeren laten vallen. Ook voedseltekort is dus een urgent probleem.
Door het voedseltekort worden orang-oetans gedwongen om buiten het bos naar voedsel te zoeken. Ze komen vaak terecht in de tuinen van lokale mensen, waar ze vervolgens het risico lopen om te worden doodgeschoten.
Dan is er nog het gevaar van de branden zelf. Orang-oetans die het oprukkende niet voor kunnen blijven of die raken ingesloten, komen onherroepelijk om.
Buiten het directe gevaar voor mens en dier hebben de bosbranden ook gevolgen voor het klimaat. Bij de branden komen enorme hoeveelheden CO2 en andere broeikasgassen, zoals methaan, vrij. De branden in 1997-1998 brachten naar schatting 810 tot 2.570 miljard kilogram in de atmosfeer. Dat staat gelijk aan 13% tot 40% van de jaarlijkse mondiale uitstoot door verbranding van fossiele brandstoffen1.
Verantwoordelijkheid
De afgelopen decennia is vooral de palmolie-industrie verantwoordelijk voor de grootschalige ontbossing en ontwatering van de bossen op Borneo. Op die manier heeft de palmolie-industrie in ieder geval de “gunstige” voorwaarden gecreëerd voor de jaarlijkse bosbranden. In de gebieden die door het vuur worden verteerd, worden ook vooral palmolieplantages aangelegd. Het ligt dan ook voor de hand om te veronderstellen dat de branden worden aangestoken door palmoliebedrijven.
Wie er daadwerkelijk schuldig is aan de branden is echter lastig vast te stellen. Dat heeft een aantal oorzaken. Om te beginnen is vaak niet duidelijk hoe de grenzen van de uitgestrekte concessiegebieden lopen en wie er dus verantwoordelijk is voor het beheer van een bepaald gebied waar een brand is aangestoken. Daarnaast wijzen de grote palmoliebedrijven vaak naar hun toeleveranciers: onderaannemers en lokale boeren.
Een complicerende factor zijn de banden van de palmolie-industrie met de lokale politiek. In Indonesië is het bosbeheer sterk gedecentraliseerd. Dit heeft er toe geleid dat politici – al dan niet legale – financiële belangen hebben in palmolie-bedrijven en dat corrupte politici zich door palmoliebedrijven laten omkopen. Dankzij dergelijke connecties weten de schuldigen vaak buiten schot te blijven.
Wie de werkelijke schuldigen ook zijn, uiteindelijk lijkt de palmolie-industrie als geheel het meest van de branden te profiteren.
Oplossingen
Het bestrijden van de branden is moeilijk, maar er zijn wel verschillende manieren om de branden in de toekomst te voorkomen.
- Ontbossing tegengaan en veengebieden ongemoeid laten
- Waterhuishouding herstellen en bosgebieden herstellen
- Betere controle en handhaving
1. De beste manier om bosbranden te voorkomen is om bestaande bossen te laten staan en veengebieden niet langer te ontginnen, zodat zij hun vocht vasthouden en minder vatbaar zijn voor brand.
2. Daarnaast moet de waterhuishouding in aangetaste veengebieden hersteld worden door kanalen dicht te gooien en de oorspronkelijke vegetatie terug te brengen.
3. De Indonesische wetgeving voorziet in juridische middelen om mensen en bedrijven die verantwoordelijk zijn voor bosbranden te veroordelen, maar in het verleden bleven veroordelingen vaak uit. De wet moet dus strenger worden gehandhaafd. Voor een goede wetshandhaving is het daarnaast noodzakelijk dat er meer inzicht komt in (traditioneel) grondbezit en de ligging van concessies, zodat duidelijk is wie er verantwoordelijk is voor het grondgebruik in een bepaald gebied.
1. The global impact of Indonesian forest fires. Harrison, M.E. Page, S.E., Limin, S.H. Biologist, vol. 56 nr. 3, Augustus 2009